Hulpvragen
Schrijfproblemen
Het start allemaal in de kleuterklas. Daar gaan kinderen beginnen met kleuren en tekenen. Bij sommige kinderen is de voorkeurshand al duidelijk, bij andere kleuters is dit nog in ontwikkeling. Maar hoe houd je nou je potlood vast? Wat is nou een ‘juiste’ pengreep? En zijn er meerdere pengrepen die ‘juist’ zijn? Een ontspannen pengreep is belangrijk voordat een kind naar groep 3 gaat en echt leert schrijven. En toch gebeurt het heel vaak dat een kind toe is om door te stromen naar groep 3, maar nog geen ontspannen pengreep heeft en toch leert schrijven. Ga er dan maar eens aanstaan om het weer om te buigen.
Vanaf groep 3 is het netjes schrijven niet voor alle kinderen vanzelfsprekend. Sommige kinderen hebben veel moeite om leesbaar en duidelijk te schrijven. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Zo kan je kind problemen hebben in de fijne motoriek of kan er een kracht-regulatie probleem zijn waardoor je kind zijn kracht niet goed kan doseren. Dit kan leiden tot uitschieten en moeite hebben met tussen de regels schrijven, maar ook schrijfkramp is een veelvoorkomend probleem bij kinderen.
Sommige kinderen hebben problemen met de schrijftrajecten van letters, maken veel omkeringen, hebben moeite met het aanleren van letters of/cijfers en letterverbindingen. Begrijpelijk is dat moeite met schrijven op school tot grote problemen kan leiden.
Hieronder worden verschillende vaardigheden verstaan die kinderen met hun handen doen en die in de kleuterklas worden aangeboden, zoals: knippen, scheuren, vouwen, kleuren, tekenen, voorbereidend schrijven, verven, kralen rijgen, spelen en het bouwen met constructiemateriaal.
Hierbij komt de fijne motoriek aan bod, het ruimtelijk inzicht en het planmatig werken. Als een kind niet goed meekomt met leeftijdgenootjes kan ergotherapie ingezet worden om de ontwikkeling van de fijne motoriek te stimuleren.
Dit is het vermogen om voor jezelf te kunnen zorgen, jezelf te redden zonder hulp van anderen. De ontwikkeling van zelfredzaamheid verschilt per kind, elk kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo.
Voorbeelden waar je aan kunt denken zijn:
- Eten en drinken: hanteren van bestek, snijden en eten en drinken zonder knoeien
- Het aan/- uitkleden: de volgorde, het ruimtelijk inzicht en de motoriek
- Veters strikken en ritsen en knopen openen en sluiten.
- Het kunnen verplaatsen: lopen, fietsen
- Alleen kunnen spelen en samenspelen
Bij de ergotherapie kan geoefend worden met al deze praktische vaardigheden en kunnen tips gegeven worden om de taken makkelijker te maken.
Een hele mond vol. Sensorisch betekent eigenlijk niet meer dan ‘zintuiglijk’. De zintuigen die wij allemaal kennen zijn: ruiken, proeven, voelen, horen en zien. Het verborgen zintuig is het evenwichtsorgaan. De zintuigen voorzien ons van informatie over het eigen lichaam en de omgeving daarbuiten. De hersenen nemen de informatie op die via de zintuigen binnenkomt. De informatie vanuit de verschillende zintuigen wordt verwerkt in de hersenen en daar met elkaar verbonden. Dit maakt het mogelijk om op een adequate manier te reageren op de eisen/verwachtingen vanuit de omgeving. Voor kinderen is dit een voorwaarde om te kunnen spelen, sporten en leren.
Bij kinderen (en volwassenen) kan er sprake zijn van een sensorisch informatieverwerkingsprobleem. Prikkels komen te sterk binnen, of juist niet sterk genoeg. Het kind neemt dan de informatie uit de omgeving rommelig waar. Als gevolg daarvan reageert het anders op de omgeving. Kinderen met sensorische informatieverwerkingsproblemen, hebben dus simpel gezegd zintuigen die niet goed samenwerken. Dat heeft invloed op het gedrag van een kind. Anderen kunnen dat gedrag misschien als vreemd ervaren, of onaangepast. Maar in werkelijkheid krijgt het kind informatie over de wereld anders binnen.
Waar is een kind met sensorische informatieverwerkingsproblemen aan te herkennen?
Enkele voorbeelden:
angst voor bewegen, veel vallen, houterig/ onhandig zijn, niet graag schommelen en klimmen, lastig stil kunnen zitten, friemelen, wriemelen, niet graag aangeraakt of geknuffeld willen worden, moeite met haren wassen en nagels knippen, lastig inslapen en doorslapen, moeite om een taak of/-activiteit te organiseren (waar moet ik beginnen en wat is de volgende stap), aandacht- en concentratieproblemen, instructie komt niet binnen, last van harde/ onverwachte geluiden, kauwen op kleding en materialen.